Blog: Kijken naar de stad. Rotterdam.
Als klein ventje liep ik, schoenen keurig gepoetst en kapsel in model “bloempot”, aan moeders hand vanuit de rust en het groen van Rotterdam Blijdorp, door het Centraal Station naar het opengereten hart van Rotterdam Centrum. En net als de meeste mensen dacht ik te weten dat dit kwam door het bombardement van mei 1940.
Het Rotterdam van vroeger.
Pal voor het station stonden de taxi’s, en daarachter de trams in slagorde opgesteld en daarna, met name als je naar links keek, ontvouwde zich één grote leegte. Geen gebouw de “Delftse Poort, geen Coolblue Hoofdkantoor of Holland Casino, maar wel veel braakliggend terrein. Weet nog dat, zo ongeveer waar nu het Marriot staat, ik naar het Hertenkamp ging: een mini-mono dierentuintje niet ver van de plek waar tot aan de oorlog de Rotterdamse Diergaarde was gevestigd.
Fast forward.
Later studeerde ik in diezelfde stad aan de EUR en werkte ik onder andere bij de Esso aan de ’s Gravendijkwal, waar – zoals dit heet – de duvel en z’n mallemoer kwamen tanken. Ik leerde er de stad in al haar facetten en met haar vele gezichten kennen. Een rauwe stad, niet bepaald uitnodigend voor de drommen toeristen zoals die in Amsterdam nog net niet in Eftelingtreintjes langs een prachtig decor worden gereden. Een stad ook die complex is. Je moet er een goeie tijd in doorbrengen om z’n schoonheid, schatten en kracht te leren kennen en begrijpen.
Na mijn studie ging ik elders werken en keerde ik zakelijk pas in de stad terug eind 2019, toen wij NOBU oprichtten. Er was een boel veranderd in de tussentijd. Martin van Waardenberg maakte (samen met Rutger van Castricum) een uiterst grappig item over Rotterdam, haar toeristen en haar rijzende ster in de wereldwijde rankings: “Ik laat je effe wat dingen van Rotterdam zien, dan zend jij dat uit, en dan hoeven de toeristen niet meer te komen. Kunnen ze lekker thuisblijven allemaal”. Rotterdam was een wereldstad geworden, zo vertelden ook de staatjes in New York Times Magazine. En geef ze eens ongelijk. Kijk naar de skyscrapers, de gedurfde architectuur waarvoor de basis al in de vroeg-jaren 80 was gelegd, de verdere expansie van de toch al enorme Rotterdamse Haven, alle culturele en culinaire mogelijkheden en de veelheid en diversiteit aan bedrijven die in de Metropool Rotterdam hun plek hebben weten te vinden.
Rotterdam, mooiste rotstad die er is.
Maar nog steeds is Rotterdam geen klef broodje hamburger, geen hap-slik-weg. Je moet wel effe kauwen, aandacht hebben voor je wat je denkt te zien en te weten. En dat rauwe randje? Dat is gebleven. En dat is maar goed ook. Rotterdam is een stad waar uitersten elkaar treffen, waar het oude en het nieuwe samenkomen. Waar de verandering die zo vaak van buitenkomt, versmelt met de kracht die er van binnen zit. Met een eigen taal, letterlijk en figuurlijk. Die moet je kunnen spreken, wil je je er staande houden, er in gedijen en floreren. Maar ach, wat probeer ik eigenlijk? Onze Nacht Burgemeester – hij heeft het tijdelijke alweer wat tijd geleden ingeruild voor het eeuwige – Jules Deelder zei het zo treffend, zodat ik daarmee afsluit:
Kijk naar de stad Zie haar gezicht De kleuren, de stemmen De kracht, het licht
Het is de stad Van iedereen Van alles en niets Van komen en gaan
Geen grenzen, geen muren Geen tijd om te stilstaan We leven met elkaar En bouwen verder, samen.
💭 Elke week schrijf ik hersenspinsels van mij af, als ondernemer, als bemiddelaar in executive search, als kind van mijn tijd en gewoon, als Leon.
Vaak vanuit een wat breder kader, met de intentie om te vertalen naar mijn vakgebied. En altijd op zoek naar het maken van nieuwe verbindingen.
🚀 Volg mij op LinkedIn voor meer.